Je bent hier : Home >> Een aansporing tot Liefde

Inleiding tot de nieuwe uitgave




Dany (Daniel) DIDEBERG. Geboren te Xhoffrais (België) in 1935, treedt hij in 1953 binnen in de Orde van de Jezuïeten. Licentiaat in de klassieke filologie en in de filosofie, behaalt hij tevens een doctoraat in de theologie (Institut catholique, Paris). In 1967 wordt hij priester gewijd. Professor aan het I.E.T. (Brussel), waarvan hij ook President is geweest. Directeur van de Nouvelle Revue Théologique (1983-1993). Provinciaal van de Zuid-Belgische Provincie (1993-1999). Hij is thans professor aan het I.E.T., en medewerker van de Lessius Uitgaven (Brussel).

Introductie

Bij de aanvang van het derde millennium heeft Paus Johannes-Paulus II, bij het afsluiten van het Heilig Jaar en op het ogenblik dat de Heilige Poort werd gesloten, bevestigd dat het Hart van Jezus, nog een symbool van Christus, altijd open blijft staan.

Het openstaande Hart, een bestanddeel van het Lijden van Christus, onthult het mysterieuze verbond tussen God en de mensen. Wanneer het over het hart gaat betekent opening gastvrijheid maar ook kwetsbaarheid ten aanzien van weigering en verwerping.Inderdaad,het richtsnoer van het hart is de wederkerigheid,wat de Kerkvaders met het woord redamare, noemden, d.w.z. « liefde met liefde beantwoorden ».

Het is door de blik te richten op de geopende Zijde van Christus op het kruis (Johannes 19,34) dat, over de twistpunten en zelfs de mislukkingen heen,de spiritualiteit van het Hart van Jezus ontkiemt en herleeft. Deze stijgt uit boven wat traditioneel de « devotie tot het Heilig Hart » wordt genoemd, want ze beperkt zich niet tot oefeningen en tot een eredienst, maar ze verkent en ontdekt, doorheen de eeuwen, de diverse aspecten van de Verlossingsdaad van Christus, gestorven en verrezen voor de ganse mensheid, wat de kern is van de christelijke openbaring.
Zoals het tweede Vaticaans Concilie het in herinnering heeft gebracht, werd de goddelijke Openbaring afgesloten met de dood van de laatste apostel en werd haar inhoud vastgelegd in de Heilige Schrift. Maar deze inhoud werd, in de loop van de eeuwen, uitdrukkelijk geformuleerd door de levende Traditie van de Kerk. Wat het Hart van Jezus betreft, hebben bepaalde mystieke ervaringen, vooral vrouwelijke, en hun bijzondere openbaringen, de liturgie en de theologie op doorslaggevende wijze beïnvloed.Deze particuliere openbaringen, zelfs al werden ze door de Kerk voor echt verklaard, voegen niets essentieels toe aan de Openbaring die God heeft gedaan van zichzelf door Christus in de Heilige Geest, en ze zijn niet noodzakelijk voor het geloof van de Kerk...

« Een vrouwvriendelijk christendom »

Vanaf de Middeleeuwen hebben de gewijde vrouwen hun stempel gedrukt op de ontwikkeling van de spiritualiteit van het Hart van Jezus.Voor deze periode kunnen we bijvoorbeeld de heilige Gertrudis,moniale van de Cisterciënzerabdij van Helfta in Saksen (1246-1302) en de heilige Catharina van Siena, dochter van de heilige Dominicus (1347-1380) vernoemen. Hun vroomheid werd gevoed door de eucharistische aanbidding en de meditatie van het Lijden van de Heer. Vermelden we hier enkel een beroemde dialoog tussen Catharina van Siena en de Gekruisigde.
"Zacht en onbevlekt Lam, vroeg de heilige, je was al dood toen je zijde werd doorboord, waarom heb je gewild dat je hart werd verwond en gebroken ? "

En Christus antwoordde haar :


"Ik had verschillende redenen maar ik zal je de voornaamste noemen. Mijn verlangen naar de mensheid was oneindig, terwijl toch de kwellingen en het lijden die ik moest ondergaan al voorbij waren. Zodus is het niet met wat beëindigd was dat ik al mijn liefde voor u kon bewijzen, aangezien mijn liefde oneindig was.
Ik wou dus, toen ik u mijn doorboorde zijde toonde, dat ge het geheim van het hart zoudt kennen, opdat ge zoudt verstaan dat ik zoveel meer beminde dan ik kon laten zien met mijn beëindigde lijden."

In de moderne tijd moet een speciale plaats worden toegekend aan de heilige Marguerite-Marie Alacoque (1647-1690), zuster visitandine van Paray-le-Monial, die aan een Kerk, die toen het Jansenisme bestreed, de God leerde kennen die een Hart heeft en die de mens bemint. Zij drukte op de universele verspreiding van de cultus van het Heilig Hart haar eigen stempel, namelijk de genoegdoening d.w.z. « het verlangen liefde met liefde te beantwoorden, tegenover de verlossende liefde, bespot en veracht (vooral in de eucharistie) juist door hen die dat Hart het meest hadden moeten beminnen (te weten de gewijden).»
Deze herstellende en eucharistische redamatiobevat welbekende gebruiken: het heilig Uur, elke nacht van donderdag op vrijdag, ter herdenking van de Doodstrijd van Christus ; de verkwikkende communie van de eerste vrijdag van de maand ; het jaarlijkse feest van het Heilig Hart, de eerste vrijdag na de octaaf van het feest van het Heilig Sacrament.

Hoewel sterk verbonden aan het mysterie van de Doodstrijd,tussen de instelling van de eucharistie en de dood op het Kruis, miskent de in Paray-le-Monial ontwikkelde devotie geenszins de Verrijzenis van Christus : de eucharistische aanbidding is het ervaren van de altijd aanwezige Verrezene als Diegene die een wederkerige liefde schept ; wat meer is, de door de gelovigen volbrachte voldoening draagt bij tot de zegen van de gestorven en verrezen Christus over de zonden van de mensheid.

Deze Heerschappij van Christus werd in de 19e eeuw « Sociaal Rijk van het Heilig Hart » genoemd, een christelijke sociale orde die dikwijls werd verward met een bepaald politiek regime. Deze zienswijze zal, doorheen vele wederwaardigheden, in 1899 leiden tot de toewijding van het mensdom aan het Heilig Hart door Paus Leo XIII en, in 1925, tot de instelling, aan het einde van de liturgische cyclus, van het feest van Christus Koning door Paus Pius XI. Om elke dubbelzinnigheid te vermijden in onze geseculariseerde wereld, die zijn autonomie en zijn onafhankelijkheid ten overstaan van de godsdienst poneert, is de "cultuur van de liefde " de nieuwe versie geworden van het vroeger geprezen "Sociaal Rijk van het Heilig Hart".

Bij de reeds vermelde namen moet thans nog die van Zuster Faustine Kowalska (1905-1938) van de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid worden toegevoegd ; ze werd in 2000 heilig verklaard door Paus Johannes Paulus II, die zich in de encycliek Dives in misericordia van 1980 door haar boodschap liet inspireren.

Haar boodschap bestaat erin, over gans de wereld, de Barmhartigheid van God jegens alle mensen te verkondigen ten einde in hen het vertrouwen in God en de barmhartigheid jegens de naaste op te wekken : « Ik verlang, zegt de Heer (de gekwetste mensheid), te genezen door ze aan mijn barmhartig Hart te drukken.»

De verering van de « goddelijke Barmhartigheid », ontwikkeld door de Poolse religieuze, omvat, behalve haar boodschap, ook nieuwe gebruiken : een rozenhoedje om God te smeken medelijden te hebben met de Kerk en met de wereld, een heilig Uur, met kruisweg en eucharistie, ter herdenking van het Lijden van Christus, de verering van « de Icoon van de barmhartige Jezus », in blank gewaad, en met twee lichtbundels die uit zijn hart oplaaien en die het bloed en het water voorstellen (Johannes 19, 34), de viering van een feest thans officieel vastgesteld, op de eerste zondag na Pasen.

In het Evangelie van de dag (Johannes 20, 19-23), brengt de verrezen Christus de aankondiging van de goddelijke Barmhartigheid en vertrouwt de bemiddeling ervan toe aan zijn apostelen. Maar eerst toont hij hen zijn handen en zijn doorboorde zijde, namelijk de wonden van zijn Lijden, in het bijzonder de verwonding van zijn Hart, bron van waaruit de immense golf van goddelijke Barmhartigheid de zondige mensheid overspoelt. Zodoende, met zuster Faustine, openbaart het Hart van Jezus de zege van Pasen : de haat en de weigering van de mensen worden beantwoord door de mateloze liefde en vergeving van God.

Hoewel zuster Josefa Menèndez (1890-1923), religieuse van de Congregatie van het Heilig Hart van Jezus, gesticht in 1800 door de heilige Madeleine-Sophie Barat (1779-1865), niet heilig noch zalig werd verklaard bevindt ze zich duidelijk in deze geestelijke verwantschap. Haar boodschap is een echo van de getuigenissen van de heilige Marguerite-Marie en kondigt deze van de heilige Faustine aan. Zoals hun leven was ook het hare volledig aan de Heer en aan zijn verlossend werk gewijd.

I. « Een gans wit, ongerept duifje »

Alvorens het essentiële van de boodschap van Christus, zoals ze werd ontvangen door zuster Josefa,uiteen te zetten, willen we doen opmerken dat het niet onze bedoeling is hier haar biografie te schrijven ; de lezer zal ze in detail leren kennen naarmate de tekst van dit werk vordert ; maar enkel de markante trekken van haar persoonlijkheid en haar mystieke ervaring te schetsen. De titel van dit eerste deel doet denken aan de bruid van het Hooglied.

Zeer vroeg reeds, tijdens haar eerste Communie, ze was toen 11 jaar oud, hoort Josefa de roep van de Heer en ze geeft zich aan hem over :

" Vandaag, 19 maart 1901, beloof ik aan Jezus, ten overstaan van hemel en aarde en met als getuigen mijn Moeder, de allerheiligste Maagd en mijn Vader en voorspreker Sint Jozef, altijd de kostbare deugd van maagdelijkheid te bewaren, daar ik geen ander verlangen ken dan Jezus te behagen en geen andere vrees dan Hem te mishagen."

Het is pas nadat ze haar verlangen naar het religieuze leven verschillende keren heeft moeten uitstellen dat Josefa haar familie en Spanje verlaat om, op 5 februari 1920, de dag na haar 30ste verjaardag, in te treden in het noviciaat van de Congregatie van het Heilig Hart te Poitiers in Frankrijk. Tot aan haar intrede in het klooster werd ze begeleid door de Jezuïet José Maria Rubio (1864-1929), de befaamde apostel van Madrid, heilig verklaard in 2003.

Op 16 juli van datzelfde jaar 1920 neemt zij het habijt aan en 2 jaar later legt ze haar geloften af. In het klooster van de Bernardijnen heeft ze haar vier jaren van religieus leven doorgebracht, in bescheidenheid, gemeenschapsleven en dagelijks werk met als opdracht de schoonmaak, het naaiwerk en het onderhoud van de sacristie…. Ze sterft er in een geur van heiligheid, « opgegaan in het lijden », op 29 december 1923, 33 jaar oud. Haar verblijf op aarde is geweest « als dat van een duif die nauwelijks de grond raakt » of als dat van een bij die op de bloem het nodige voedsel heeft gezocht.

Uitverkorene van de Heer

Tot aan het einde van haar leven is zuster Josefa zich bewust van haar nietigheid, van haar onbeduidendheid en van haar zwakheid. Jezus is de « tuinier »

Christus zal haar op verschillende manieren herhalen :

" Het is omdat je zó zwak bent dat Ik mijn Blik op jou heb gevestigd ! "
"Vergeet niet dat je kleinheid en je nietigheid de magneet zijn, die mijn Blik op je trekt."
"Wees niet ontmoedigd, het is in je broosheid dat mijn grote Barmhartigheid het best straalt… "
"Het enige verlangen van mijn hart is…van jouw zwakheid en jouw kleinheid een kanaal van Barmhartigheid te maken voor vele zielen die hierdoor gered zullen worden."

Zuster Josefa verafschuwt een ongewone weg die illusies zou hebben kunnen teweegbrengen en onder meer het wegsturen uit de Congregatie die haar zó na aan het hart lag. Nochtans, in navolging van andere uitverkorenen, verlangt Christus dat ze zich meer en meer totaal aan hem zou geven, dat ze zou lijden en « het weer goed maken » voor de zondaars, die, dank zij haar, de straf voor hun zonden niet zullen ondergaan maar zullen gered worden van de hel.

Op 8 oktober 1920 sluit Christus met zuster Josefa «een verbond » :
"Je bent mijn Bruid, Ik ben je Bruidegom" zegt haar Jezus
Op 24 februari 1921, zal Christus haar duidelijk haar zending meedelen :
"De wereld kent mijn Barmhartigheid niet en ik wil mij van jou bedienen om ze te laten kennen…Ik verlang dat je apostel wordt van mijn Goedheid en mijn Barmhartigheid. Ik zal je leren wat dat betekent, vergeet jezelf."

Intieme vereniging met het Hart van Jezus

Alvorens haar verlossingswerk door te geven, beleeft zuster Josefa een intieme éénwording met Christus. Op een avond, in het begin van de maand juni 1920, treedt zij, voor de eerste maal, binnen « in de wonde van het Hart van Jezus en rust zij erin » Ter beantwoording van zijn liefde wil zij hem hartstochtelijk beminnen en zich met hem verenigen ; bij het zien van de zonde in de wereld, biedt zij zich aan om zijn Hart, dat gekwetst is door de ondankbaarheid van de zondaars die zijn liefde en barmhartigheid verloochenen, « te troosten ».

Sommigen vragen zich terecht af hoe de Heer kan «worden getroost » door zijn uitverkorene. Op deze vraag kreeg zuster Josefa , op 16 april 1922, de dag van haar geloften, van Christus hetvolgende antwoord :
"Elke vertroosting die je mij vandaag geeft en die je mij voortaan verder zal geven, …heeft mijn Hart al gevoeld sinds mensenheugnis. Hetzelfde geldt voor de pijn die de mensen mij aandoen. Mijn goddelijkheid kan niet lijden, mijn Mensheid is gelukzalig, maar voor God is alles geschenk."

Zodoende heeft Christus, in het uur van zijn Lijden, niet alleen de pijn kunnen verdragen, die de zondaars hem aandoen maar tevens de vertroosting kunnen ontvangen, die de getrouwe zielen hem verschaffen.

Zuster Josefa troost hem door haar gebed, haar lijden en door kleine liefdesdaden :
"Niets is klein van wat met liefde wordt verricht, verzekert ChristusDe kleinste daad, met liefde volbracht, heeft zoveel verdienste en geeft mij zoveel troost… Wanneer ik in het atelier van Nazareth werkte verheerlijkte ik mijn Vader evenzeer dan wanneer ik predikte tijdens mijn openbaar leven."
_Een keer stelt zuster Josefa zoveel daden van liefde als de gang die ze uitveegt tegels bevat.
Een andere keer, terwijl ze het linnen voor de was klaarmaakt, vraagt ze aan Christus « zoveel zielen te redden als er zakdoeken worden geteld »
Wie liefheeft wil zijn ganse leven delen met de geliefde, zelfs zijn pijn :
«“Wie bemint verlangt te lijden. Het lijden vermeerdert de liefde. Liefde en lijden verenigen de ziel nauw met haar God en versmelten gans in Hem.”
Aan het lijden, aan de kleine liefdesdaden moet nog het gebed toegevoegd worden, dat “de sleutel is die alle deuren opent”
».

Zuster Josefa heeft zich afgevraagd of het gebed wel doeltreffend is :
"Het gebed is nooit tevergeefs, heeft Christus haar geantwoord, want enerzijds troost het mij over de pijn die de zonde mij berokkent en anderzijds kunnen door zijn doeltreffendheid en zijn kracht, de zondaar(voor wie men bidt) en op zijn minst ook andere goedgezinde zielen de vruchten ervan plukken."

Christus legt vooral de nadruk op de liefde die elke herstellende poging moet bezielen :
"Ik hecht weinig belang aan de ellende en de zwakheid, ik vraag aan mijn zielen alleen liefde !"
"Het enige wat Ik verlang, verklaart hij, is liefde : gewillige Liefde die zich laat leiden door Hem die wordt bemind… onbaatzuchtige Liefde, die noch haar eigen genot zoekt, noch haar eigen welzijn, maar deze van de Geliefde. Ijverige Liefde, vurig, verterend, die alle hindernissen neemt die het egoisme tegen haar opwerpt : ziedaar de echte liefde, die de zielen onttrekt aan de afgrond waarin ze zich storten."

Vanaf 29 juni 1920 verschijnt Christus haar, met een brandend Hart, meestal tijdens het heilig Uur, en deelt haar zijn liefdesplannen mee. Dikwijls, als om de zielen tot zich te roepen, spreidt hij de armen uit.
Meermaals toont Christus haar zijn wonden en zijn doornenkroon en leert haar daarin het werk van zijn liefde te zien :
"Aanschouw mijn wonden… Weet je wie die heeft veroorzaakt ? Het is de Liefde. Weet je wie Mij deze kroon heeft ingedreven ? …Het is de Liefde. Weet je wie mijn hart heeft doorboord ? … Het is de Liefde. "
_Vanuit zijn doorboorde Hart, vloeit nu eens een stroom van bloed weg die het hart van Josefa overstroomt – het is « de bron van de Liefde » - dan weer een stortvloed van water « de stroom van de Liefde ».

"Mijn Hart, roept Jezus uit, is een afgrond van Liefde !".
"Josefa, aanschouw mijn Hart, bestudeer Het en je zal ervan leren hoe je moet beminnen."

Christus gaat zelfs zó ver het hart van Jozefa uit te rukken om het op te nemen, het tot bij het zijne te brengen en het haar als een brandende vlam terug te geven. De tweede maal neemt hij haar hart mee al zeggende :
"De Vlam van mijn Liefde zal de plaats innemen van je hart… "
"De eigenschap van vuur is te vernietigen en in vuur en vlam te zetten.
"

Vaak herhaalt hij deze gunst. Dikwijls ook hoort zuster Josefa het kloppen van het Hart van Jezus.

Op een vrijdag, nadat ze Christus op het kruis had aanschouwd, heeft ze het volgende kunnen schrijven :
"Heer ! Daar hangt U aan het kruis. Gij zult sterven en Uw Hart zal zich openstellen voor mij. Hart van mijn Jezus, toon mij de toegang en laat mij tot op de bodem zinken…Mijn woning is in zijn Hart. Daar zal ik verborgen blijven, daar zal ik werken, daar zal ik lijden…"

Deelneming aan het verlossingswerk

Nauw verbonden met de Gekruisigde is zuster Josefa ook betrokken bij zijn offer op het Kruis en zijn zaligmakend Lijden :

" Ik wil dat je mijn Simon van Cyrene bent, je zal het kruis helpen dragen",zegt Christus.
"Ik zal je laten deelhebben aan de bitterheid van mijn Hart en je zal op een bijzondere wijze de kwellingen van mijn Lijden ondergaan."
Christus legt zijn kruis op haar schouders ; hij zet haar zijn doornenkroon op het hoofd ; hij doet haar in haar hart de wonde van zijn Zijde voelen ; hij doet haar in handen en voeten de pijn van de nagels ondergaan; hij verbindt haar innig met het leed van zijn Hart.

Zij zal zelfs op haar voorhoofdsband drie druppels van Christus’ bloed ontvangen. Vereenzelvigd met de Gekruisigde, aanvaardt zij dat lijden om deel te nemen aan zijn verlossingswerk.

"Aanschouw mijn wonden !…Neem mijn Kruis op, mijn Nagels, mijn Doornenkroon,roept Christus uit. Ik zal op zoek gaan naar zielen".
"Ik achtervolg de zondaars zoals het gerecht de misdadigers achtervoglt. Maar het gerecht zoekt hen om hen te straffen, Ik, om hen te vergeven."

Zuster Josefa heeft zich aangeboden om de zondaars te redden en zal daardoor allerlei beproevingen moeten doorstaan maar ook, zoals velen vóór haar, de duivelse aanvallen en misleidingen die God heeft toegelaten onder verschillende gedaanten : slagen en geweld, brandwonden, visioenen van de duivel in de gedaante van een afzichtelijke hond, van een slang, en zelfs in de gestalte van de Heer, helse stemmen, ontvoeringen en menige afdaling in de hel. Ze zal ook de pijnen van het vagevuur ondergaan. Deze beproevingen heeft zuster Josefa met heroïsche kracht verdragen, zonder haar gewone werk noch haar leven in de gemeenschap te verwaarlozen. Zij die thans nog twijfelen aan het bestaan van de duivel,van de hel of van het vagevuur zullen gechoqueerd zijn door deze getuigenis, zelfs al is ze in dit werk slechts gedeeltelijk en discreet vermeld. Deze getuigenis is voor echt verklaard door haar Oversten, voornamelijk door Mère Marie-Thérèse de Lescure, en door haar spirituele leidsman, de dominicaan Philippe Boyer.

Dikwijls geeft Christus haar kennis van het succes van haar «zendingsopdrachten », vrucht van haar gebed en haar eerherstelend lijden : mysterievolle« gemeenschap der heiligen » waar de liefde van de enen van de goddelijke Barmhartigheid de bekering van de anderen bekomt.
"« Lijd en bemin, want wij moeten de zielen redden »", verzekert Christus haar.

Wanneer ze de last van het Kruis draagt is ze terzelfdertijd volmaakt gelukkig. Ongetwijfeld beleeft zij daarin het geluk te mogen deelnemen aan het verlossingswerk van Christus.

De voorspraak van de Hemel

Voor haar bijzondere roeping heeft zuster Josefa kunnen genieten van de bijstand en de bescherming van de hemel. Onze Lieve Vrouw, vaak aanwezig in ogenblikken van tegenspoed, bemiddelt voor haar en geeft haar leiding ; ze stelt haar gerust en ondersteunt haar als een moeder, krachtig en teder.

Enkele dagen na haar geloften heeft ze haar gezegd :
"Wees in vrede, mijn dochter. Wees niet zelfzuchtig en bekommer je alleen om het huidige ogenblik. Jezus zal je leiden, jou en je Oversten. Verlaat hen nooit, onderwerp je aan de wil van mijn Zoon, vooral in moeilijke ogenblikken."
Meerdere keren ook is de heilige Madeleine Sophie Barat haar komen aanzetten tot nederigheid en overgave, vooral in haar laatste levensjaar :
" Mijn dochter, leef in vrede en vertrouwen. Wees heel nederig en geef je over aan dat Hart dat heel en al Liefde is !".
Enkele keren heeft ook Sint Jan, de geliefde leerling, haar bezocht, nu eens met een doornenkroon, dan weer met het kruis.

Een keer vertrouwt hij haar hetvolgende toe :
"Ik kom in jou het vuur aanwakkeren dat je moet verteren van liefde voor dit goddelijk Hart."

Een slachtoffer van de Liefde en van de goddelijke Barmhartigheid

Het woord « slachtoffer » choqueert de moderne mens. Maar « slachtoffer »zijn, wil dat niet zeggen dat men niets weigert aan degene die men liefheeft ?

Thans wordt deze « slachtoffer-spiritualiteit » sterk in diskrediet gebracht onder het voorwendsel van een nutteloos dolorisme maar ze heeft nochtans de hedendaagse kerk gemarkeerd en talrijke apostolische engagementen doen ontstaan. Ze komt voort uit een dubbele overtuiging : de verlossing, door Christus bewerkt, is definitief gerealiseerd in het Paasmysterie maar sommige, door de Heer uitverkoren personen, kunnen, door het voor anderen weer « goed te maken » zijn verlossingswerk voltooien (Col., 1, 24) en het verachte en vernederde Hart van Jezus « troosten ».

Zuster Josefa is zulk een door Christus uitverkoren « slachtoffer » :
"Zoals ik een Liefdesoffer breng, zegt Hij haar, vanaf 29 juni 1920, zo ook wil ik dat jij slachtoffer bent : je weet toch al dat de liefde niets weigert.

"De grootste beloning die ik aan een ziel kan geven, vervolgt hij ‘s anderendaags, is haar slachtoffer te maken van mijn Liefde en van mijn Barmhartigheid, door haar gelijk te maken aan Mij, die het goddelijke Slachtoffer ben voor de zondaars."

Laten we volgende dialoog tussen Christus en de religieuze in herinnering brengen :
"Wil je vrijwillig de last van andere zielen dragen ?
Waarom zou ik niet,
antwoordt Josefa,
als ze op die manier toe komen u te beminnen. Welaan dan,
besluit Jezus,
lijd en bemin ; vergeet niet dat jij het slachtoffer van mijn liefde zal zijn, maar bemin altijd en in alles met vreugde."

En zelfs als ze soms, onder invloed van haar tegenzin, niet onmiddellijk de oproep van Christus heeft beantwoord, heeft ze zich toch vrij en edelmoedig aan hem aangeboden voor het heil van de zondaars :
"Ik geef je de keuze tussen het eenvoudige leven dat je verlangt, dat je mij hebt gevraagd en dat wat ik je bereid volgens mijn wil…je zal mij op beide wijzen voldoening geven en thans mag je kiezen maar je zal mij meer verheerlijken als je de weg volgt die ik je bereid."

Meer en meer geeft ze zich totaal in zijn handen om zijn soepel en volgzaam instrument te zijn en zijn plannen te vervullen,« zonder rekening te houden noch met plaats , noch met bezigheid, noch met uur» .
"Ik heb je kracht niet nodig maar je overgave » zegt Christus haar.
Deze overgave heeft van haar veel geëist ; de scheiding van haar familie, van haar vaderland, van de gemeenschap van de bernardijnen wanneer ze enkele tijd zal overgeplaatst worden,in mei 1923, naar Marmoutier of op reis zal gaan naar Rome, naar het Moederhuis, in oktober van datzelfde jaar. Zij heeft de leerschool doorlopen van een totaal vertrouwen in het Hart van Jezus, van een nederige en trouwe gehoorzaamheid aan haar Oversten en van een totale onthechting van zichzelf, van haar angsten en van haar vrees.
"De Liefde, zal Christus haar eens zeggenl, zal je ontdoen van jezelf en zal je alleen maar laten denken aan mijn verheerlijking en aan de zielen."

Palomita mia, palomita amada

Hoe kunnen we deze schets van het portret van Josefa en haar mystieke leven beter voltooien dan met de evocatie, zoals ze dat tijdens haar leven heeft gedaan, van het ongerepte duifje dat « het beeld is van haar ziel »:
"Arm duifje, het heeft dorst !...
Maar haar vleugeltje is vastgebonden en het kan de bron niet bereiken om zich te laven.…
Kom, mijn Jezus ! verbreek deze banden, zodat het duifje kan wegvliegen naar de bloeiende boomgaarden…
Kom het halen ! Het heeft de ogen op U gevestigd.
En hoe gelukkig zal het niet zijn U te kunnen aanschouwen op de dag en het uur dat U het zal bevrijden !"

Zoals de Heer zegt, tijdens zijn laatste verschijning, is Josefa la palomita mia, la palomita amada.

II. « Een nieuwe aansporing tot Liefde »

De levensweg van zuster Josefa omvat twee grote etapes. De eerste , die overeenstemt met de tijd van het postulaat en het noviciaat, eindigt op 16 juli 1922. In die periode leert Christus het « slachtoffer van zijn liefde en zijn barmhartigheid » [92] te delen in de intimiteit van zijn Hart en in zijn Verlossingswerk. De tweede etappe strekt zich uit van de eerste geloften tot aan haar dood :
«"Nu, verklaart Christus op 16 juli 1922, zal ik mijn Werk beginnen… ".
Terwijl ze haar innerlijke vorming voortzet, dicteert Christus haar tijdens deze periode zijn boodschap :
"Ik zal je onderrichten in de geheimen van mijn Liefde, Josefa, en je zal een levend voorbeeld zijn van mijn Barmhartigheid… ".
"Ik zal door jou spreken en mijn Woorden zullen in de zielen doordringen en zullen niet voorbijgaan".
"Ik zal je beminnen en in de Liefde die ik voor jou heb zullen de zielen mijn Liefde ontdekken".
"Ik zal je vergiffenis schenken en in de vergiffenis waarmee ik je zal omgeven zullen de zielen mijn Barmhartigheid herkennen."
.

Deze boodschap richt zich in de eerste plaats tot de door het priesterschap en/of de religieuze geloften « gewijde zielen » om hun liefde en hun medewerking aan het verlossingswerk te hernieuwen, en vervolgens tot de hele wereld om zoveel mogelijk zondaars te redden. Ondanks hun verschillen vertolken de twee delen van de Boodschap éénzelfde goddelijke bedoeling :

"Ik richt mijn Aansporing tot allen : tot de gewijde zielen en de gewone stervelingen, tot de rechtvaardigen en de zondaars, tot de geleerden en de onwetenden, tot hen die bevelen en tot hen die gehoorzamen,… Tot àllen kom Ik zeggen : …Ik ben Barmhartigheid en Liefde !".

Deze boodschap van Christus houdt geen nieuwigheid in :
"Wat Ik thans zeg is niets nieuws. Maar zoals de vlam voedsel nodig heeft om niet uit te doven, zo ook hebben de zielen nood aan een nieuwe geestdrift die hen voortstuwt en aan een nieuwe warmte die hen weer opwekt."
Om aan te tonen hoever de liefde van zijn Hart reikt, onthult Christus de leidraad van zijn leven als verlosser. Op elk ogenblik van zijn leven herhaalt hij : "Het is de Liefde die…". Deze evocatie is een mooie hymne aan de goddelijke Liefde.

Deze boodschap demonstreert, nog eens, de Liefde van het Hart van Jezus maar, bovendien, legt ze de nadruk op zijn Barmhartigheid :
" In de loop van de eeuwen heb Ik, op verschillende wijzen, mijn Liefde voor de mensen aangetoond : Ik heb hen laten zien hoezeer het verlangen naar hun heil mij verteert. Ik heb hen mijn Hart laten kennen. Deze devotie is een licht geweest dat werd uitgedragen over de wereld..."
"Thans wil Ik iets meer,want indien Ik liefde vraag om te beantwoorden aan deze die Mij verteert, is dat niet de enige wederdienst die Ik van de zielen verlang. : Ik verlang dat ze geloven in mijn Barmhartigheid, dat ze alles verwachten van mijn Goedheid, dat ze nimmer twijfelen aan mijn Vergeving."

Meerdere passages herinneren aan de specifieke mededeling van de Boodschap :
"Ik wil dat de ganse wereld weet dat Ik een God ben van Liefde, van Vergeving en van Barmhartigheid."
"Ach ! indien men maar mijn Hart kende ! …De mensen kennen er de Barmhartigheid en de Goedheid niet van : dàt is mijn grootste verdriet. "
"Het is niet de zonde die mijn Hart het meest kwetst… Wat het verscheurt, is dat de zielen geen toevlucht komen zoeken in Mij nadat ze hebben gezondigd. "
"Mijn Hart is niet enkel een afgrond van Liefde, Het is ook een afgrond van Barmhartigheid".
"Onder (de zielen) die in mijn Liefde geloven, stelt Christus vast, zijn er te weinige die rekenen op mijn Barmhartigheid."

Oproep tot de "gewijde zielen "

Om de boodschap te verspreiden heeft Christus « apostelen » nodig, die aan de wereld zijn Hart doen kennen. Het zijn de « gewijde zielen » die deze zending zullen vervullen : zij zullen een « Liga van de liefde» vormen "om tot aan de uiteinden van de wereld, (zijn) Barmhartigheid en (zijn) Liefde te onderrichten en te verkondigen."

Aan de « gewijde zielen », vraagt Christus, in zijn laatste oproep van 6 december 1923, drie houdingen die trouwens innig met elkaar verbonden zijn : de eerherstel, de liefde en het vertrouwen:

Hij wil dat "onder de trouwe zielen en onder de uitverkoren Zielen het verlangen en de nood om het weer goed te maken terug opleven en toenemen, want de mensheid heeft gezondigd…
Het is aan hen om, door hun gebed en versterving, de schulden van zoveel zielen uit te wissen" en zodoende het door hun zonden gekwetste Hart van Jezus te " troosten ".

"Ik heb hen op een speciale wijze uitverkoren, zegt Christus opdat ze, levend met Mij van dit ééngeworden leven, Mij zouden troosten en Mij eerherstel zouden verschaffen voor al degenen die Mij beledigen."

De eerherstel die Christus verwacht van de « gewijde zielen »impliceert de liefde. Inderdaad, Christus neemt de herstellende daad van deze zielen niet in aanmerking- zij heeft op zich geen waarde–maar hij kijkt naar de intentie, de liefde die ze bezielt :

"De geringste met liefde volbrachte daad heeft zoveel verdienste en geeft Mij zoveel troost !...".
Maar Christus gaat nóg verder met de « gewijde zielen » : «Hij bedient zich niet alleen van hun gewone leven en de kleinste van hun daden, maar Hij wil ook, voor het heil van de zielen, hun ellende gebruiken… hun zwakheden… zelfs hun fouten ? Ja ! De Liefde transformeert en vergoddelijkt alles, en de Barmhartigheid vergeeft alles !"

De volmaaktheid van de « gewijde zielen » bestaat erin« dat ze hun alledaagse en normale daden verrichten in intieme vereniging met (Hem) ». Christus wil « dat deze vereniging constant blijft en intiem zoals de vereniging van zij die mekaar liefhebben en samen leven… »
Inderdaad, de afwezigheid van vereniging is het gevolg van een gebrek aan liefde, die de oorzaak is van elke weerstand tegen de oproep van Christus : «Ja, gebrek aan liefde voor mijn Hart… overdreven eigenliefde. »
De intieme vereniging van de« gewijde zielen »met Christus vereist niet alleen liefde maar ook vertrouwen.

"Ik wil, verklaart Christus, dat ze hun geloof en hun liefde aanwakkeren en dat ze leven vanuit vertrouwen en intimiteit met Hem die ze beminnen en die hen bemint… Kan men werkelijk intiem spreken met Degene van wie men zich verwijderd houdt ? … met Degene in wie men weinig vertrouwen heeft ? "
"Onder de zielen die aan Mij zijn toegewijd,
stelt Christus vast, zijn er weinig die in Mij een echt vertrouwen hebben, want er zijn er weinige die met Mij in intieme vereniging leven.»
"Ik zal hen nogmaals vragen dat ze Mij hun liefde geven en niet twijfelen aan Mijn Liefde maar vooral dat ze Mij hun vertrouwen schenken en niet twijfelen aan mijn Barmhartigheid !".

Terneergedrukt door hun zonde en hun zwakheid zullen sommige « gewijde zielen » wanhopen en zich niet meer verlaten op de goddelijke Barmhartigheid :
"Indien (mijn zielen) niets anders dan ellende en zwakheid kennen,toch verlang Ik naar hen, verklaart Christus… zelfs al zijn ze uitsluitend beladen met fouten en zonden, dan nog wil Ik hen. Ik smeek erom dat men ze Mij geeft : Geef ze Mij, maar geef ze Mij toch allemaal en bewaar alleen dit vertrouwen in mijn Hart : Ik schenk u vergiffenis, Ik bemin u en Ikzelf zal u heiligen".

In de laatste boodschap aan de « gewijde zielen »op 6 december 1923, doet Christus nog een oproep tot vertrouwen :
"Dat ze hun zendingswerk bekleden met gebed, boetedoening en vooral vertrouwen, niet in hun eigen inspanningen maar in de Kracht en de Goedheid van mijn Hart, dat hen vergezelt !"

Oproep tot de wereld

De boodschap van Christus aan de wereld verklaart, in de vorm van een gelijkenis, wat God door zijn liefde heeft gerealiseerd voor de mensen en welk antwoord van Liefde Hij van hen verwacht.
Er worden verschillende soorten antwoorden op de liefde van God beschreven. Aan hen die Hem niet kennen, aan hen die Hem hebben gekend maar Hem haten en vervolgen, richt Christus een woord van liefde en openbaart Hij zich aan hen :
"IK ben Jezus en deze Naam betekent Redder. Daarom zijn mijn handen gewond door de nagels die Mij vastklonken aan het kruis, waarop Ik gestorven ben om uw liefde te bekomen. Mijn voeten vertonen het merkteken van dezelfde wonden en mijn Hart werd geopend door de lans die het doorstak na mijn dood ! "

Christus stelt hen het leven voor in een ander perspectief dan het hunne : volgens het geloof is de mens bestemd tot eeuwig leven en tot eeuwig geluk :
"Dààr zult ge de beloning vinden voor het werk waarvan ge de last hierbeneden zult gedragen hebben…
Dààr zult ge de familie vinden die ge op aarde zó hebt liefgehad en waarvoor ge zoveel zweet zult hebben gelaten.
Dààr zult ge eeuwig leven, want de aarde is slechts een schaduw die verdwijnt en de hemel zal nooit voorbijgaan !
Dààr zult ge u verenigen met uw Vader, die uw God is !
Als ge maar wist welk geluk u te wachten staat !"

Bij het luisteren naar deze woorden, zullen sommigen tegenwerpen :
« Wat mij betreft, ik ben niet gelovig ! Ik geloof niet in het andere leven ! ».
«Zeg Mij dan, antwoordt Christus, of gij hierbeneden gelukkig zijt en of gij geen behoefte hebt aan iets wat ge op aarde niet kunt vinden ? »
De vrede, die ze nodig hebben, zullen ze vinden in de vervulling van de Wet van God die een « Wet van Liefde » is.

"Zij die hier op aarde gelukkig willen zijn en terzelfdertijd hun eeuwig heil willen verzekeren, hetzij zij arm zijn of rijk, zullen zich moeten richten naar wat Christus van hen verlangt : hun Schepper erkennen, zijn Wet van de Liefde respecteren, Hem een plaats geven in hun leven door trouw te zijn aan het gebed, aan de zondagse eucharistie en, in alle omstandigheden, trouw te zijn aan de stem van hun geweten."

De essentie van de boodschap van Christus aan de wereld kan worden samengevat in enkele regels :
"Aan allen wens Ik dit te zeggen : als ge het geluk wilt, Ik ben het geluk, als ge de rijkdom zoekt , Ik ben de oneindige Rijkdom. Als ge verlangt naar de vrede, Ik ben de Vrede. Ik ben de Barmhartigheid en de Liefde. Ik wil uw Koning zijn !"
"Ik wil uw Koning zijn ! "Het is de wil van Christus om te «heersen over de zielen, over de landen, over de ganse wereld.»
« In Mijn heerschappij, zegt hij, zal Ik beginnen met Barmhartigheid te beoefenen want mijn Rijk is een Rijk van Vrede en van Liefde. »
Hij zal zijn Rijk vestigen «door de genoegdoening van (zijn) uitverkoren Zielen en door een vernieuwde kennis van (zijn) Goedheid, van (zijn) Barmhartigheid en van (zijn) Liefde. »

Vandaar dit met vertrouwen uitgesproken gebed :
«Moge over de wereld de Dag van de goddelijke Koning aanbreken, d.w.z. de Dag van (zijn) Universele Rijk.»
Zelfs al is dit gebed getekend door de religieuze mentaliteit van zijn tijd, het doet de gelovige niet in zichzelf keren maar opent zijn hart wijd voor de wereld, die Christus wil redden.

De verspreiding van de " Aansporing tot Liefde "

Tijdens haar leven heeft zuster Josefa de Woorden van Christus in zich opgenomen en bewaard opdat ze, volgens de wil van Christus, na haar dood zouden bekend worden « van de ene tot de andere kant van de aarde, zelfs al zou de duivel « duizend plannen uitwerken om mijn Woorden te doen verdwijnen… hij zal er niet in slagen… ».
"Geen enkel van mijn Woorden zal verloren gaan, heeft Christus verzekerd. Niets van wat Ik u zeg zal ooit worden uitgewist», zelfs al zou de duivel « duizend plannen uitwerken om mijn Woorden te doen verdwijnen…hij zal er niet in slagen…"
"Ik wil dat mijn Liefde de zon is die de zielen verlicht en het vuur dat ze nieuw leven inblaast. Daarom wens Ik dat men mijn Woorden zou bekend maken… ze moeten allemaal gedrukt worden, gelezen en gepreekt, en Ik zal ze een speciale genade verlenen opdat ze de zielen zouden verlichten en transformeren. "

Volgens de belofte van Christus zullen zijn Woorden vele vruchten voortbrengen : velen zullen erin « leven » vinden « een remedie tegen hun onvolkomenheden», heil, « bron van genade en van troost ». Ze " zullen de ijver van vele anderen stimuleren en zullen de ondergang van velen voorkomen, en men zal steeds meer en meer erkennen dat de Barmhartigheid en de Liefde van mijn Hart onuitputtelijk zijn ".
"Weet u niet wat er gebeurt wanneer een vulkaan uitbarst ? De kracht van het vuur is zó groot dat bergen kunnen weggerukt en vernietigd worden, en men weet dan dat dààr een onweerstaanbare kracht is gepasseerd. Aldus zullen mijn Woorden een zulkdanige kracht uitoefenen en mijn Genade zal ze op zulkdanige wijze vergezellen dat zelfs de meest halsstarrige zielen door de Liefde zullen overwonnen worden."

De Boodschap en de Congregatie van het Heilig Hart van Jezus

Tijdens de vier jaren van haar religieuze leven is Josefa novice geweest en daarna kloosterlinge in een Congregatie, gewijd aan het Hart van Christus. Zelfs al is de Boodschap getekend door de persoonlijkheid van Josefa en door het tijdperk waarin ze werd verkondigd, toch is ze diep geworteld in de spiritualiteit van de Congregatie van het Heilig Hart van Jezus. Of het nu in de eerste Constituties is,opgesteld door de heilige Madeleine-Sophie in 1815 of in de nieuwe Constituties,herwerkt tijdens het kapittel van 1982, we vinden er gelijkaardige krachtlijnen in als deze van de Boodschap, éénzelfde inspiratie die uitstijgt boven de verschillen van taal en cultuur.

Aldus omschrijven de Constituties van 1982, geïnspireerd op deze van 1815, de roeping van de religieuzen van het Heilig Hart van Jezus in volgende bewoordingen :
« Door ons charisma zijn wij gewijd om het Hart van Jezus te verheerlijken : wij beantwoorden de oproep om zijn Liefde te ontdekken en bekend te maken door ons te laten transformeren door de Geest om in vereniging en gelijkheid met de Heer te leven en door onze liefde en dienstvaardigheid juist de barmhartigheid van zijn Hart uit te stralen. »

Wat Josefa heeft beleefd is, in essentie, een ervaring van liefde : het is haar gegeven geweest te worden ondergedompeld in een vuur van liefde, dat het Hart van Jezus is, en zij heeft er intens de vereniging met de Verrezen Jezus beleefd. Hij heeft haar geroepen «tot een persoonlijke ontmoeting met hem », hij heeft haar willen « de gevoelens en de blijken van genegenheid van zijn Hart laten kennen ».
Josefa is vrijwillig op deze genade ingegaan en heeft zich erdoor laten leiden en transformeren. Zij heeft aanvaard, tot en met het kruis, de gelijkheid te beleven met hem die haar beminde en die zij ook beminde. Ze heeft van hem geleerd haar leven op te offeren in zachtmoedigheid en in nederigheid. De Constituties hebben aan de Congregatie een «weg »getoond op dewelke de Heer, Josefa en elke religieuze van het Heilig Hart van Jezus, op een unieke wijze heeft geleid.

Thans bevat het engagement ten overstaan van de wereld binnen de Congregatie zeker een socialer dimensie en zelfs een meer politieke dan het geval was bij Josefa.
Dat neemt niet weg dat haar integratie in de wereld van de arbeid, vóór haar intrede in het klooster, haar zeker zal hebben geholpen om « de werkelijkheid te bekijken en aan te voelen met haar hart. ».
In navolging van Jezus heeft zij haar leven ingezet en gegeven voor het heil van de zielen, voor « het tot stand komen van het Koninkrijk », zoals de huidige Constituties het uitdrukken. Haar leven, en de Boodschap die eraan vastzit, herinneren eraan dat de oprichting van het Koninkrijk in de eerste plaats het werk is van Christus alvorens men kan spreken van een menselijk werk.

In de Constituties van 1982 drukken de religieuzen van het Heilig Hart van Jezus vaak deze overtuiging uit :
«Het doorboorde Hart van Jezus stelt ons open voor de diepten van God en voor de ontreddering van de mensheid. Het veroorzaakt in ons een opwelling van aanbidding van de Vader en van liefde, heel speciaal voor de armen.»
«De liefde van het Hart van Jezus en het verlangen om die liefde te doen kennen » stimuleren al onze taken.
Voor hen, zoals voor Josefa, komt de ervaring van de persoonlijke liefde van Jezus op de eerste plaats en oriënteert ze de zending.Deze ervaring is de krachtbron van het engagement ten dienste van de wereld.

Actualiteit van de Boodschap voor onze hedendaagse wereld

De ervaring van de vereniging en de gelijkheid met Jezus heeft ertoe geleid dat Josefa tijdens haar leven een diep geluk heeft gekend, dat zij enkele dagen vóór haar dood aldus verwoordt :
"Als men het maar wist…men zou op aarde niets anders meer betrachten dan Gods wil uit te voeren. Niemand kan zich een beeld vormen van dat geluk… het is het enige wat vrede geeft…"

In de wereld van vandaag, waarin de mens meer dan ooit wordt aangetrokken door de persoonlijke zelfstandigheid, behoudt de Boodschap van Jezus aan Josefa een aangrijpende actualiteit. Velen zoeken het geluk met eigen inspanning en voor zichzelf in het individuele confort, de gemakzucht of het sociale succes. Het leven van Josefa en de Boodschap die ze brengt, bevestigen dat het ware geluk niet dààr moet worden gezocht : het is een vrucht van de overgave aan de onvoorwaardelijke liefde van Jezus.
"Laat u overtuigen door het geloof en gij zult groot zijn. laat u overheersen door het geloof en gij zult vrij zijn… »
« Als ge maar wist welk geluk u wacht…"

God zet altijd de eerste stap naar de mens toe. Hoe ver hij ook verwijderd is van God en hoe ongevoelig voor Hem, de mens van tegenwoordig wordt uitgenodigd om de oneindige barmhartigheid van Gods Hart, dat door geen enkele onverschilligheid of afwijzing wordt tegengehouden, te ontdekken en er zich aan over te geven. In de Boodschap is er geen spoor van een veeleisende God, die van ons volmaaktheid of heldhaftigheid zou verwachten om zijn liefde te verdienen.

Te allen tijde is de nederigheid de enige voorwaarde die de liefde stelt. Dit woord is voor onze tijdgenoten moeilijk te aanvaarden en nochtans is de zin ervan bevrijdend : de nederigheid nodigt ons uit de belangeloosheid van elke liefdesrelatie te erkennen ! Jezus vraagt haar dikwijls aan Josefa en door haar aan iedereen die zijn boodschap wenst te ontvangen.
Bij een van haar bezoeken geeft de heilige Madeleine Sophie, stichteres van de Congregatie, aan Josefa raadgevingen, die daaromtrent haar eigen ervaring van intimiteit met Jezus heel goed uitdrukken :
"Mijn dierbare dochter…Ik ook was klein lijk jij maar ik heb het middel gevonden om mijn kleinheid te gebruiken door haar helemaal te geven aan Jezus, die groot is ! Ik heb mij overgegeven aan zijn goddelijke wil en ik heb niets anders gezocht dan de glorie van zijn Hart. Ik heb gepoogd te leven in het bewustzijn van mijn kleinheid en hij heeft alles op zich genomen… "

De constante, en nochtans discrete, uitstraling van de Boodschap toont voldoende aan dat de wereld van tegenwoordig nood heeft aan het luisteren naar deze woorden, die vol eenvoud en tederheid zijn. Vele personen getuigen dat de Boodschap voor hen als een opening is geweest, een uitweg uit de besloten horizon van onze cultuur. Door uit te nodigen tot Liefde en tot ontmoeting met God in het alledaagse leven, openen deze woorden een breed en universeel perspectief binnenin de soms zeer banale werkelijkheid :
"Niets is minderwaardig van wat met liefde is verricht. De geringste met liefde verrichte daad verwerft zoveel verdienste en geeft mij zoveel troost. Ik verlang niets dan liefde, ik vraag niets dan liefde…"
Jezus herhaalt onophoudelijk aan Josefa welke verlossende en goddelijke waarde een eenvoudig dagelijks offer heeft.

Zelfs vandaag nog geven zulke woorden zin aan het leven van vele personen, of dat leven nu gelukkig of gemakkelijk is of integendeel getekend is door lijden en ziekte. Verbonden met dat van Jezus, krijgt een leven zijn goddelijke dimensie waarvoor het ook geschapen werd.

Daniel Dideberg s.j.

 
Plan du site   Haut de page